Posts

Erbarm' dich mein, o Herre Gott, BWV 721 - Track 44

Afbeelding
Deze bekende koraalbeweking is getoonzet op een tekst van Erhart Hegenwalt, die deze dichtte in 1524, geënt op de boetepsalm bij uitstek: Psalm 51. Erbarm' Dich mein o Herre Gott! nach Deiner groß'n Barmherzigkeit, wasch' ab mach' rein mein' Missethat, ich kenn' mein' Sünd' und ist mir leid; allein ich Dir gesündigt hab', das ist wider mich stetiglich; das Bös' vor Dir mag nicht bestahn, Du bleibst gerecht, ob Du urtheilest mich. De melodie van het gebruikte koraal is wellicht van Johan Walter. Zowel Walter als Hegenwalt waren tijdgenoten, en studenten in Wittenberg, en zodoende nauw met Luther verbonden. De melodie is, net als de Geneefse melodie voor Psalm 51, phrygisch; een bij uitstek klagende modus, met name hoorbaar aan het eind van regel 1 en 2, en bij de laatste regel, waar de kleine secunde voor de slotnoot dit extra droevige aan de mineurtoonsoort meegeeft. De bewerking die Bach maakte over dit

Ach Herr mich armen Sünder, BWV 742 – Track 43

Afbeelding
De melodie van dit koraal is bekend als het bekendste ‘Bachkoraal’: Op Haupt voll Blut und Wunden uit de Matthäuspassion, waarbij velen er zich er misschien niet eens van bewust zijn dat niet Bach zelf de koraalmelodie heeft geschreven… Voor het eerst verscheen deze melodie van de hand van Hans Leo Hassler in gedrukte vorm in 1601 als een wereldlijk liefdesliedje: “Mein G’müt ist mir verwirret von einer Jungfrau zart” [“Mijn gemoed is in de war van een zoete jongedame”]. Op deze melodie werden al gauw een groot aantal geestelijke teksten gemaakt, en van de melodie zelf zijn ook veel versies. Deze versie kende Bach waarschijnlijk het beste: De tekst voor deze bewerking is van Cyriakus Schneegass uit 1597 en is gebaseerd op Psalm 6. Ach Herr, mich armen Sünder straf nicht in deinem Zorn , dein ernsten Grimm doch linder, sonst ists mit mir verloren. Ach Herr, wollst mir vergeben mein Sünd und gnädlich sein, daß ich mag ewig leben, entfliehn der Höllenpein

Allein zu dir Herr Jesu Christ BWV 1100 – Track 42

Afbeelding
Allein zu dir, Herr Jesu Christ, mein Hoffnung steht auf Erden. Ich weiß, daß du mein Tröster bist, kein Trost mag mir sonst werden. Von Anbeginn ist nichts erkorn, auf Erden ward kein Mensch geborn, der mir aus Nöten helfen kann; ich ruf dich an, zu dem ich mein Vertrauen han. De tekst van dit koraal is geschreven door Konrad Hubert in 1540, de melodie is van anonieme hand en komt voor het eerst in 1541 voor. Een koraal dat staat in de Lutherse traditie. Van de melodie zijn verschillende versies, de versie die Bach gebruikte is deze: De bewerking die Bach maakte is te typeren als een bicinium met een extra derde stem, waarbij er sprake is van een baslijn die motieven initieert, een altstem die die motieven imiteert en een sopraan die in langzamere notenwaarden de koraalmelodie laat horen. Opvallend is ononderbroken beweging, die goed past in de ontwikkeling in deze periode: Bach zal in veel van zijn werken gaan tenderen naar een vloeiend stemmenweefse

Choralvorspiel “Ach Gott, ach Herr”, BWV 714 – Track 41

Afbeelding
Voordat de Neumeister-verzameling werd ontdekt in 1985, was het tweede, canonische deel van deze bewerking wel bekend. Waarschijnlijk is J.G. Walther verantwoordelijk voor de inkorting. De koraalmelodie is van onbekende hand en komt voor het eerst rond 1625 voor. Er zijn verschillende verschijningsvormen, dit is een van de vroegste: Van de tekst is ook de auteur niet geheel zeker: Martin Rutilis rond 1600, of Johann Major in 1613; over die laatste wordt gezegd dat hij  “das Lied 1613 anläßlich einer Unwetterkatastophe verfaßte” . Dat is een sprekend beeld van de piëtistische denkwijze, om natuurverschijnselen als straf voor de zonden te zien: Ach Gott und Herr, wie groß und schwer sind mein begangne Sünden ! Da ist niemand, der helfen kann, in dieser Welt zu finden. Bach’s bewerking bestaat uit twee delen, een eerste deel dat begint als een vrij eenvoudige akkoordenpreludium, maar verderop toch overeenkomsten vertoont met de Italiaanse durezze e ligature

Durch Adams Fall ist ganz verderbt BWV 1101 - Track 40

Afbeelding
Als laatste groep werken uit de periode rond 1704 volgen louter koraalbewerkingen, die onderling wel een grote varieteit laten zien. De eerste subgroep zijn de koralen rond de confessie, waarvan dit koraal over de zondeval de eerste is. De melodie is van een onbekende auteur, en verschijnt voor het eerst in 1525 als strijdliedje; de tekst van Lazarus Spengler, een vriend van Luther, is ook van die tijd en vanaf het begin gepaard aan deze melodie. Durch Adams Fall ist ganz verderbt Menschlich Natur und Wesen, Dasselb Gift ist auf uns errebt, Daß wir nicht mocht'n genesen Ohn' Gottes Trost, der uns erlöst Hat von dem großen Schaden, Darein die Schlang Eva bezwang, Gotts Zorn auf sich zu laden. De muzikale teneur is die van intense inkeer, in het besef van de grote zaken waarvan in de tekst sprake is. De opbouw van het werk is die van het Pachelbel-voorbeeld: een motief als voorimitatie voor elke regel met de koraalmelodie in de sopraan, maar door Ba

Preludium en Fuga in e BWV 533 - Track 38 en 39

Afbeelding
Track 38 en 39 Preludium en Fuga in e BWV 533 Een vroege Preludium en Fuga, en vergeleken met de ‘eerdere’ BWV 551, 531 en 549 lijkt dit werk eenvoudig door zijn beknoptheid. Maar schijn bedriegt, want ook al is er geen sprake van een dubbel fugathema naar voorbeeld van Buxtehude in BWV 551, en het werk niet voorzien van een imposante pedaalsolo zoals bij BWV 531 en 549, de harmonische taal heeft wel een sprong gemaakt: in het preludium zijn na een eenstemmig ‘recitatief’ dat voornamelijk de toonsoort lijkt te willen bevestigen, zeer intense harmonische spanningen te horen, veroorzaakt door trapsgewijs verschuivende, hamerend gespeelde, septiemakoorden met hun oplossingen. De frases zijn kort, en voornamelijk de toonhoogte- en tijdelijke toonsoortveranderingen geven dit werk een persoonlijke handtekening vol de voor Bach’s vroege werken zo kenmerkende melancholie. De fuga kent een bijna onpretentieus thema, zeker vergeleken met de lange thema’s van voornoemde BWV 531 en 549. De

Jesu, meines Lebens Leben BWV 1107 – Track 37

Afbeelding
Jesu, meines Lebens Leben, Jesu, meines Todes Tod, der du dich für mich gegeben in die tiefste Seelennot, in das äußerste Verderben, nur daß ich nicht möchte sterben: tausend- tausendmal sei dir, liebster Jesu, Dank dafür! De tekst van dit koraal is van E.C. Homburg uit het midden van de 17 de eeuw; we zien, typerend voor het piëtisme, grote emotionele contrasten, van de diepste zielenood tot het duizendmaal danken waarmee elk vers afsluit. De melodie is van W. Weissnitzer uit 1661: het is een vloeiende majeurmelodie, die niet lijkt te passen bij een lijdenskoraal. In deze tekst wordt echter meer nadruk gelegd op de verlossing en de dankzegging dan op het lijden zelf. Bach’s enige koraalvoorspel over deze melodie is weer in de vorm van een minipartita, zoals ook enkele uit zijn vroegste jaren. Interessant in deze bewerking zijn de meer vloeiende verbindingen tussen de verschillende delen, in lijn met het streven naar een hechtere textuur in deze period