Jesu, meines Lebens Leben BWV 1107 – Track 37
Jesu, meines Lebens Leben,
Jesu, meines Todes Tod,
der du dich für mich gegeben
in die tiefste Seelennot,
in das äußerste Verderben,
nur daß ich nicht möchte sterben:
tausend- tausendmal sei dir,
liebster Jesu, Dank dafür!
De tekst van dit koraal is van E.C. Homburg uit het midden
van de 17de eeuw; we zien, typerend voor het piëtisme, grote
emotionele contrasten, van de diepste zielenood tot het duizendmaal danken
waarmee elk vers afsluit. De melodie is van W. Weissnitzer uit 1661: het is een
vloeiende majeurmelodie, die niet lijkt te passen bij een lijdenskoraal. In
deze tekst wordt echter meer nadruk gelegd op de verlossing en de dankzegging
dan op het lijden zelf.
Bach’s enige koraalvoorspel over deze melodie is weer in de
vorm van een minipartita, zoals ook enkele uit zijn vroegste jaren. Interessant
in deze bewerking zijn de meer vloeiende verbindingen tussen de verschillende
delen, in lijn met het streven naar een hechtere textuur in deze periode. Onmiddellijk
zet de bewerking in met de melodie in de sopraan, begeleid door een doorlopend
16den motief in de andere stemmen. In de derde regel daalt de melodie dan af
naar de tenorstem “der du dich für mich gegeben”, wellicht het afdalen van
Christus verbeeldend; die suggestie wordt nog versterkt doordat de melodie
afdaalt naar de onderste stem in regel 4: “in die tiefste Seelennot”. Er volgen
nu twee andere variaties: regel 5 is met een scherper, springend ritme
getoonzet “äusserste Verderben”, en regel 6 als een ingetogen, eenvoudige
harmonisatie.
De grote textuele omslag vindt in de volgende regels plaats, waar
Bach dan muzikaal ook een zo groot mogelijk contrast maakt: de maatsoort
verandert naar 12/8, er verschijnt een dansant motief in de manualen, dat constant
wordt volgehouden. De melodie verschijnt in het pedaal. Een interessante
bewerking, sterk op de tekst geschreven, met in een kort tijdsbestek een grote
variatie aan texturen, zonder de doorgaande lijn geweld aan te doen.
De registraties zijn erop gericht die verschillende texturen
te benadrukken. Regel 1 met grondstemmen 8’ en 4’, in regel 3 de melodie in de
tenor met tongwerk 8’. In regel 4 het tongwerk in het pedaal en in regel 5 en 6
weer de grondstemmen, om dan in de laatste regels een groot contrast daarmee te
maken, met in de manualen een heldere vulstemmenregistratie en in het pedaal
een tongwerk.
Reacties
Een reactie posten