Erbarm' dich mein, o Herre Gott, BWV 721 - Track 44
Deze bekende koraalbeweking is
getoonzet op een tekst van Erhart Hegenwalt, die deze dichtte in 1524, geënt op de boetepsalm bij uitstek: Psalm 51.
Erbarm' Dich mein o Herre Gott!
nach Deiner groß'n Barmherzigkeit,
wasch' ab mach' rein mein' Missethat,
ich kenn' mein' Sünd' und ist mir leid;
allein ich Dir gesündigt hab',
das ist wider mich stetiglich;
das Bös' vor Dir mag nicht bestahn,
Du bleibst gerecht, ob Du urtheilest mich.
De melodie van het gebruikte koraal is wellicht van Johan Walter. Zowel Walter als
Hegenwalt waren tijdgenoten, en studenten in Wittenberg, en zodoende nauw met
Luther verbonden.
De melodie is, net als de Geneefse melodie voor Psalm 51, phrygisch;
een bij uitstek klagende modus, met name hoorbaar aan het eind van regel 1 en 2,
en bij de laatste regel, waar de kleine secunde voor de slotnoot dit extra droevige
aan de mineurtoonsoort meegeeft.
De bewerking die Bach maakte over dit gezang is zonder twijfel
zijn beroemdste uit deze vroege jaren; het is dan ook een bijzonder karakteristiek
werk, en qua vorm en textuur met geen ander koraalvoorspel uit die tijd, of van
Bach zelf, te vergelijken. Er wordt dan ook wel getwijfeld of het werk van Bach
is; het zou ‘te eenvoudig’ zijn, of áls het van Bach is, een bewijs dat zijn
genie nog niet tot volle wasdom is gekomen. Dat doet dit werk echter
schromelijk te kort; het past zeker in deze experimentele jaren, waar ook
andere koraalbewerkingen meestal niet de gebruikelijke vormen volgen. De
eenvoudigheid van de achtstenstenbegeleiding is wel uniek, en lijkt tegen Bach’s ontwikkeling van motieven die de polyfonie bepalen in te gaan; anderzijds is het werk op een aantal plekken harmonisch zeer
spannend, en effectief op de tekstuitbeelding toegespitst. In de linkerhand en pedaal horen we een ‘hamerende’ achtstenbeweging,
een soort strijkers ’tremolo’-begeleiding; in de rechterhand in lange noten de koraalmelodie. Dit voorbeeld komt onder andere uit instrumentale voorbeelden:
in 1700 verscheen van de hand van Bach’s voorganger in Leipzig Kuhnau de
Bijbelse sonates, waarbij een dergelijke begeleiding bij het koraal ‘Aus Tiefer
Noth’ te vinden is; verder is dit ook bij Corelli in de langzame delen van
concerti te vinden.
Bij Kuhnau beeldt de begeleiding het beven van de
Israelieten voor de reus Goliath uit, bij Bach de angst voor de straf op de
zonde?
De registraties proberen aan te sluiten bij dit smekende
karakter en spreken zowel de laagste als de hoogste registers aan: in het
pedaal met Prestant 32’, in de linkerhand met Prestant 16’, het koraal in de
rechterhand met afwisselend een hoge vulstemmenregistratie en de Sesquialter.
Reacties
Een reactie posten