Choralvorspiel “Ach Gott, ach Herr”, BWV 714 – Track 41
Voordat de Neumeister-verzameling werd ontdekt in 1985, was
het tweede, canonische deel van deze bewerking wel bekend. Waarschijnlijk is J.G. Walther
verantwoordelijk voor de inkorting.
De koraalmelodie is van onbekende hand en komt voor het eerst
rond 1625 voor. Er zijn verschillende verschijningsvormen, dit is een van de
vroegste:
Van de tekst is ook de auteur niet geheel zeker: Martin
Rutilis rond 1600, of Johann Major in 1613; over die laatste wordt gezegd dat hij “das
Lied 1613 anläßlich einer Unwetterkatastophe verfaßte” . Dat is een sprekend beeld van de piëtistische denkwijze, om
natuurverschijnselen als straf voor de zonden te zien:
Ach Gott und Herr,
wie groß und schwer
sind mein begangne
Sünden !
Da ist niemand,
der helfen kann,
in dieser Welt zu
finden.
Bach’s bewerking bestaat uit twee delen, een eerste deel dat
begint als een vrij eenvoudige akkoordenpreludium, maar verderop toch
overeenkomsten vertoont met de Italiaanse durezze e ligature - stijl: die
van de dissonanten en voorhoudingen, in dit geval om de inkeer over de zonden
te verbeelden. De melodie van het koraal is hierin niet herkenbaar.
Het tweede deel van de bewerking is een canon van de koraalmelodie tussen sopraan
en tenor, die met enige aanpassingen om al te schrijnende dissonanten te
voorkomen consequent wordt doorgevoerd:
Een aansprekende combinatie, deze twee delen, die in de gebruikte
registraties contrastrijk uitkomt: het eerste deel wordt met de grondstemmen 16
en 8 gespeeld, met in het pedaal de Prestant 32’, de canon wordt op
verschillende klavieren gespeeld, de rechterhand op fluiten 8', 4’ en 2 2/3' met Tremulant, de
linkerhand op de Hobo 8’.
Reacties
Een reactie posten