Alle Menschen müssen sterben BWV 1117 - Track 17
Alle Menschen müßen sterben,
Alles Fleisch vergeht wie Heu;
Was da lebet, muß verderben,
Soll es anders werden neu.
Dieser Leib, der muß verwesen,
Wenn er anders soll genesen
Zu der großen Herrlichkeit,
Die den Frommen ist bereit.
Het ‘ultieme’ koraal rondom de dood en begrafenis is wel dit
koraal, waarvan we de melodie ook uit vrij recente Nederlandse bundels kennen (“Ruwe
stormen mogen woeden”). De oorsprong van de melodie is seculier: aanvankelijk
in de tweede helft van de 17de eeuw door Christoph Anton geschreven
voor een tekst van Johann Rist uit begin 17de eeuw, die helaas
verloren is gegaan. De tekst refereert aan de tekst uit 1 Petrus 1:24.
Interessant is hoe, zoals met zoveel koraalmelodieen, het
ritme steeds ‘versimpeld’ werd. Een van de eerste versies ziet er zo uit:

Een kleine 35 jaar later komt de melodie als volgt voor:
In deze bewerking volgt Bach de tekst weer op de voet, in
een bewerking die enerzijds weer een ‘minipartita’ genoemd kan worden:
duidelijk afgescheiden gedeelten met eigen textuur, anderzijds toch weer de
neiging om die verschillende delen organisch in elkaar over te laten lopen. De
eerste regels worden gezet in een fraaie tenorzetting, op het moment dat de
tekst echter spreekt over ‘grosser Herrlichkeit’ verloopt de muziek weer stapsgewijs, ‘troostend’,
naar omhoog. Daarop volgt een virtuoze zetting met 32ste noten,
afwisselend in linker- en rechterhand. Bach lijkt hier de zorgeloosheid van de
voor de gelovige bereide ‘Herrlichkeit’ nogmaals te willen benadrukken. Slechts de
laatste maat laat ons, melancholiek, weer het aardse bestaan beseffen.
Registraties koos ik hier vrij terughoudend, allereerst met
Prestanten 8, maar later gecombineerd met de lieflijke en speelse combinatie
van Holpijp 8’ en Nasard 2 2/3’. De laatste maat klinkt op de snijdende klank
van de Regalen 8’ en 4’ van het Borstwerk.
Reacties
Een reactie posten