Was Gott tut, das ist wohlgetan, BWV 1116 - Track 21
Was Gott tut, das ist wohlgetan!
Es bleibt gerecht sein Wille;
Wie er fängt meine Sachen an,
Will ich ihm halten stille.
Er ist mein Gott, der in der Not
Mich wohl weiß zu erhalten,
Drum laß' ich ihn nur walten.
Een koraal uit de rubriek ‘vertrouwen’: een nog steeds
bekende en geliefde melodie, met een wat onduidelijke ontstaansgeschiedenis
inzoverre dat verschillende componisten eraan gewerkt hebben.
De tekst is van Samuel Rodigast uit 1675; enigszins
verwarrend is dat er een andere melodie bestaat die al in 1650 wordt gevonden
bij Samuel Scheidt, met eveneens de titel “Was Gott tut, das ist wohlgetan”.
De melodie werd veelvuldig bewerkt, o.a. door Johann
Pachelbel, die een verzameling variaties uitgaf over de koralen Christus der ist mein Leben, Herzlich tut
mich verlangen, Alle Menschen müssen sterben en deze melodie; Pachelbel
noemde de verzameling ‘Musicalische Sterbensgedancken’ (gedachten over het
sterven); zo strikt gescheiden waren de rubrieken waarin de koralen worden ingedeeld
dus blijkbaar niet. In elk geval heeft de tekst van dit koraal een positieve teneur.
Bachs bewerking is weer van het relatief eenvoudige voorimitatie
- model, zoals ook in Christus der ist mein
Leben en Vom Himmel Hoch… De
eerste twee regels worden vrij letterlijk geïmiteerd waarbij de bas de koraalmelodie uiteindelijk in z'n geheel laat horen. In de vijfde regel
geeft Bach de muziek een ritmische impuls door de koraalmelodie tweemaal zo snel
te voor-imiteren, vergelijkbaar met de techniek die in Vom Himmel Hoch, BWV 700 werd toegepast. Daarbij wordt de melodie
in de laatste regels enigszins versierd:
Een bewerking die lijkt op Christus der ist mein Leben; het
lichte karakter van tekst en melodie heb ik in de registratie proberen te
benadrukken door de bewerking te spelen op een enkele Octaaf 4’ van het
Bovenwerk, een zeer fijnzinnig geïntoneerd register met een bijna strijkend
karakter.
Reacties
Een reactie posten