Allein zu dir Herr Jesu Christ BWV 1100 – Track 42
Allein zu dir, Herr Jesu Christ,
mein Hoffnung steht auf Erden.
Ich weiß, daß du mein Tröster bist,
kein Trost mag mir sonst werden.
Von Anbeginn ist nichts erkorn,
auf Erden ward kein Mensch geborn,
der mir aus Nöten helfen kann;
ich ruf dich an,
zu dem ich mein Vertrauen han.
De tekst van dit koraal is geschreven door Konrad Hubert in
1540, de melodie is van anonieme hand en komt voor het eerst in 1541 voor. Een
koraal dat staat in de Lutherse traditie. Van de melodie zijn verschillende
versies, de versie die Bach gebruikte is deze:
De bewerking die Bach maakte is te typeren als een bicinium met een extra derde stem,
waarbij er sprake is van een baslijn die motieven initieert, een altstem die
die motieven imiteert en een sopraan die in langzamere notenwaarden de koraalmelodie laat horen. Opvallend is ononderbroken beweging, die goed past in de ontwikkeling in deze periode: Bach zal in veel van zijn werken gaan tenderen naar een vloeiend
stemmenweefsel met een doorgaande beweging.
Regel 1 wordt tweestemmig ‘voorgeïmiteerd’, echter met een dalend
secunde motief dat hoogstens losjes op regel 2 lijkt gebaseerd. De techniek van
voorimitatie is bekend, maar de muziek zelf is ver verwijderd van de
voorimitatiemodellen van bijvoorbeeld Pachelbel. Regels 3 en 4 is een herhaling
van 1 en 2, bij regel 5 is er een opmerkelijk nieuw motief te horen, nu geïnitieerd door de altstem, en later geïmiteerd door de basstem: een ‘klop’-motief
van drie snelle herhaalde noten gevolgd door een dalende (roep-)terts. Ook dit
motief lijkt niet duidelijk aan de koraalmelodie ontleend te zijn: Bach
experimenteert met de autonomie van motieven. Dit motief doet zijn intrede als er in de
tekst (van vers 1) een kleine omslag is: “Von Anbeginn ist nichts erkorn…” Ook
bij de laatste regel doet een nieuw motief haar intrede, een dalende drieklank.
De drie motieven zijn dus zelfstandig en uitgekiend van contrast, maar wel alle drie met een
dalende tendens. Wellicht is dat laatste om het woord ‘Erden’
waarvan in de tekst twee keer sprake is, kracht bij te zetten?
De registratie benadrukt de dialoog van bas- en altstem: de
basstem gespeeld op het Rugwerk met de Fagot 16’ en Nasard 2 2/3’, de alt- en
sopraanstem in de rechterhand op de Fluiten 8’ en 2’ van het Bovenwerk.
Reacties
Een reactie posten