Fantasia con imitazione BWV 563 – Track 33

Naast alle koraalbewerkingen zijn van deze periode ook een aantal vrije werken overgeleverd. Opvallend hierbij is, dat al deze werken (behalve het al behandelde Concerto in G BWV 571) in een mineurtoonsoort staan. Behalve Bachs voortdurende ontdekkingsdrang naar nieuwe stijlen, zien we hierin weer de neiging naar melancholie, zeker in dit werk en het hierop volgende Fantasia in c (Track 34).

Het werk bestaat uit twee delen, waarbij het eerste de Fantasia is waarbij, net als bij Bach’s ‘eerste’ werk, de Fantasia in C BWV 570 (track 1) weer de figura corta een belangrijk component is. Dit keer wordt het motief herhaald op een dalende mineur-drieklank. De invloed van Pachelbels Fantasias is zeker hoorbaar, maar Bach introduceert ook andere elementen. Na uitwerking van dit motief, vol spannende voorhoudingen, volgt een eenstemmige overgangspassage, Italiaans-violistisch van karakter, waarna een melancholiek naspel volgt, op de manier zoals ook de Fuga in C BWV 946 (Track 2) afsloot.

Daarna volgt het imitatie-gedeelte: in een driedelige maatsoort klinkt een figuur die wel erg sterk doet denken aan het motief dat Bach koos voor zijn onvoltooide bewerking over Wie schön leuchtet der Morgenstern BWV 764 (Track 31). De uitwerking is redelijk hecht, in die zin dat het motief aanvankelijk in alle stemmen wordt geïmiteerd. Ook past Bach effectief de omkering van het motief toe. verder ontwikkelt het werk zich dan wel als een vrije Fantasia. Dit werk past logisch in deze scheppingsperiode: Bach zoekt ook in dit werk naar een toepassing van een kort muzikaal motief dat het hele stemmenweefsel bepaalt, en zo de muzikale stroom een intrinsieke logica meegeeft, op de juiste momenten gevarieerd, maar zich niet onderwerpt aan al te strakke doorvoering ervan om de muzikale expressie niet geforceerd in te perken.

De registraties zijn gekozen, passend bij een melancholiek werk met twee contrasterende delen: in het eerste deel klinkt aanvankelijk de Vioolprestant 8’ van het bovenwerk, bij de eenstemmige passage de Prestant 8’ van het Rugwerk. In het tweede gedeelten klinken 2 registraties in afwisseling: allereerst Prestanten 8' en 4', bij de omkering de Fluiten 8’ en 2 2/3’; in de laatste maten klinkt in een dalende lijn, die ‘verstopt’ zit in het stemmenweefsel, voor het eerst in het stuk de Subbas 16' van het pedaal.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Wie schön leuchtet der Morgenstern, BWV 764 (fragment) – Track 31

Wie nach einer Wasserquelle BWV 1119, Track 5

Erbarm' dich mein, o Herre Gott, BWV 721 - Track 44