Wie schön leuchtet der Morgenstern BWV 739 – Track 30



Wie schön leuchtet der Morgenstern /
Voll Gnad vnd Warheit von dem HERRN /
    Die süsse Wurtzel Jesse?
  Du Sohn Dauid / auß Jacobs Stamm /
Mein König vnd mein Bräutigam /
    Hast mir mein Hertz besessen /
  Lieblich /
  freundtlich /
  Schön vnd herrlich /
  Groß vnd ehrlich /
  Reich von Gaben /
Hoch vnd sehr prächtig erhaben

Philipp Nicolai is de auteur van twee van de beroemdste koralen in de protestantse traditie: Wachet auf ruft uns die Stimme en Wie schön leuchtet der Morgenstern. Bach bewerkte beide koralen diverse keren, voor orgel zijn er van Wie schön… alleen twee vroege bewerkingen.
Nicolai schreef tekst en melodie in 1597. Hij baseerde de tekst op Psalm 45 en het Hooglied; het staat vol met de zgn. mystieke bruiloftssymboliek: “mijn koning en mijn bruidegom”. Deze symboliek is sterk gekoppeld aan het heilig avondmaal, en zelfs de lengte van de regels zijn zo uitgekiend dat zij, in het midden gecentreerd afgedrukt, een avondmaalsbeker afbeelden (zie hierboven!).




De melodie kenmerkt zich door een krachtige aanhef, de majeurdrieklank (net zoals bij Wachet auf…), in de korte regels 5 en 6 door een ‘roepterts’, en in de laatste regel door een dalende secundelijn. Basaal, maar uitgekiend muzikaal materiaal.


De twee bewerkingen die Bach voor orgel schreef over dit koraal zijn zeer belangwekkend. De andere is BWV 764 en is een fragment (Track 31).  Van BWV 739 is een van de vroegste orgelwerken, en zeker de vroegste koraalbewerking die ons in autograaf is overgeleverd. Wellicht hechtte Bach zelf ook enig belang aan dit werk, hij bewaarde zelf een fraai afschrift.





In feite zien we dat Bach in dit werk al zijn eerdere bewerkingstechnieken samenvat. Het stuk begint met de vertrouwde voorimitatietechniek van de eerste regel, waarbij de melodie in lange notenwaarden in de sopraan verschijnt; regel 2 volgt zonder voorimitatie, terwijl regel drie weer wel, maar heel kort, wordt voorbereid; het past in het beeld dat Bach nooit een model strikt overnam. Deze drie melodieregels worden herhaald, maar nu verschijnt de melodie in het pedaal. Deze episode wordt afgesloten in meer Noordduitse stijl, met echo’s op de verschillende klavieren; daarin voegt zich in het pedaal dan bijna ongemerkt het tertsmotief van regel 5 en 6. De volgende koraalregel 7, met de herhaalde noten, worden speels, bijna als een Italiaans concerto getoonzet, eveneens met de koraalmelodie in het pedaal. De laatste koraalregel wordt uitgebreid behandeld, waarbij het hechte stemmenweefsel opvalt; de melodie verschijnt in het pedaal. Een virtuoos naspel volgt, vergelijkbaar met de laatste maten van de Fantasia (Concerto) in G BWV 571 – Track 26. Een heuse koraalfantasie, waarin Bach er hoorbaar naar streeft al zijn tot nu toe bekende stijlen tot een geheel te smeden, en altijd de natuurlijke stroom van de muziek en de afwisseling in technieken, op het juiste moment toegepast, stelt boven een strikt vormschema!

De registraties in dit werk zijn licht en speels, beginnend met de 8’ en 2’ fluiten, later met een klein tongwerk in het pedaal; de echo’s klinkend met kleine tongwerken, regel 7 met fluiten 8’ en 1’.  De laatste regel klinkt iets presenter met 8’, 4’ fluiten en Octaaf 2’, later met klein tongwerk aangevuld.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Wie schön leuchtet der Morgenstern, BWV 764 (fragment) – Track 31

Wie nach einer Wasserquelle BWV 1119, Track 5

Erbarm' dich mein, o Herre Gott, BWV 721 - Track 44