Nun lasst uns den Leib begraben BWV 1111 - Track 16

In de periode rond 1701 zijn nog een achttal koralen bewaard gebleven. In vergelijking met de eerste periode , rond 1699, zien we een grotere variëteit aan vormen en muzikale experimenten. Vier van deze koralen zijn te scharen rond de,  vanwege de hoge (kinder-) sterfte toen actuele onderwerpen,  dood en begrafenis; ook de familie Bach is daarbij niet gespaard gebleven. Ondanks de rouw, spreken deze koralen toch ook van troost. Tekst en melodie van Nun lasst uns… zijn 16de eeuws, de tekst is van Michael Weisse (een Boheemse broeder, een van de eerste protestanten). Het eerste vers luidt als volgt:

Nun laßt uns den Leib begraben;
daran wir kein Zweifel haben,
er wird am jüngsten Tag aufstehn
und unverweslich hervorgehn.




De melodie is eenvoudig en kent vier regels; Bach’s bewerking vangt aan met een vrij 'strenge' voorimitatie van de eerste twee regels, zij het met modulatie naar een onverwachte toonsoort halverwege. De derde regel wordt gepuncteerd, en klinkt veel energieker; ook neemt Bach hier de opmerkelijke vrijheid bij het woord ‘aufstehn’ de muziek speels naar de hoogste noten van het klavier te laten lopen! Tekstuitbeelding, het blijft een terugkerende bron van muzikale experimenten.

De registratie heb ik hierop proberen aan te passen. Een enkele 8’ fluit voor de eerste twee regels, maar bij de derde regel de lichtvoetiger combinatie van 8’ en 2’ fluiten.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Wie schön leuchtet der Morgenstern, BWV 764 (fragment) – Track 31

Wie nach einer Wasserquelle BWV 1119, Track 5

Erbarm' dich mein, o Herre Gott, BWV 721 - Track 44